Overal ter wereld groeit A2 melk in populariteit.
Semex heeft 158 Holstein stieren boven de 2700 GTPI.
Semex stieren geven gegarandeerd een A2-allel door aan hun nakomelingen.
Een hot topic in de zuivelindustrie van vandaag de dag is de groeiende populariteit van A2 beta-caseïne melk onder consumenten en melkveehouders. Boeren in vele delen van de wereld worden gestimuleerd om A2-melk te produceren om aan de groeiende vraag te voldoen in wat wordt beschouwd als een gezonder alternatief voor conventionele zuivelproducten (Zoetis, 2015). De wetenschap achter deze trend blijft echter controversieel en wordt door veel consumenten en producenten niet goed begrepen. Het doel van dit artikel is om een beoordeling van de feiten te presenteren zoals ze nu bekend zijn en het merk A2 van Semex uit te leggen.
Melk bestaat uit verschillende vaste componenten, waaronder mineralen, lactose, vet en eiwitten. Er zijn drie opmerkelijke caseïne-melkeiwitten: alfa, kappa en bèta-caseïne, waarvan de laatste voor ons in dit artikel van belang is (Zoetis, 2015). Er zijn verschillende varianten van het bèta-caseïne-eiwit, waarvan de meest voorkomende de herkenbare A1 en A2-varianten zijn, evenals een B-variant en enkele andere zeldzame varianten (Pal, 2015). Onderzoek suggereert dat al het rundvee de A2-variant in de geschiedenis hebben gedragen, terwijl de A1-variant is ontstaan door een mutatie in het Europese vee een paar duizend jaar geleden. De A1-variant wordt het meest aangetroffen in rassen met Europese afkomst, maar is ook in sommige niet-Europese rundveestapels geïntroduceerd via crossbreeding (Pal, 2015). Men schat dat in de Holstein veestapel de A1 en A2-varianten op ongeveer gelijke hoeveelheid zit. Wat de Jersey betreft, komt het A2-allel iets vaker voor (Woodford, 2007).
De bèta-caseïne-eiwitproductie wordt gecontroleerd door de combinatie van twee van deze varianten (dat wil zeggen A1A2), omdat alle koeien twee allelen dragen. Deze allelen zijn co-dominant, wat betekent dat koeien die twee verschillende varianten dragen (heterozygoot) gelijke hoeveelheden produceren van elk eiwit dat ze dragen, terwijl koeien die twee kopieën van hetzelfde allel dragen (homozygoot) alleen dat eiwit produceren (Woodford, 2007). Dit maakt het bereiken van een homozygote A2-veestapel voor melkveehouders uitsluitend mogelijk via genetische selectie. Hoewel een snelle conversie naar A2 mogelijk zou zijn via genetische tests en het selectief ruimen van A1-dragers, zou het meer gedegen zijn om een stapsgewijze benadering te volgen van genetische selectie voor A2A2-stieren voorafgaand aan de conversie om de behoefte voor het ruimen van A1 te verminderen.
Semex heeft de voortdurende groei in de vraag van klanten naar homozygote A2-stieren opgemerkt en in reactie daarop hebben we ons A2A2-merk ontwikkeld om fokkers te helpen de stieren en eigenschappen die ze willen opnemen in hun fokprogramma’s gemakkelijk te identificeren. De A2A2-stieren van Semex zijn genetisch getest als homozygote A2A2-dragers, dus ze zullen gegarandeerd een A2-allel aan hun nakomelingen doorgeven. Deze stieren bestrijken een groot deel van onze line-up, waaronder veel Immunity+ stieren en top Genomax en fokstieren.